Godsdienst speelde bij de Olympische Spelen van de oude Grieken een grote rol, zelfs een hoofdrol. De Olympische Spelen, die lange tijd vijf dagen duurden, bestonden voor drie dagen uit processies, offerplechtigheden en dankzeggingen. De oude Olympische Spelen waren dus duidelijk niet opgezet als sportief gebeuren maar veel meer als religieus ritueel. De sportwedstrijden werden juist ten dienste van de godsdienst gehouden.
Met name de derde dag van de Spelen was gewijd aan godsdienstige handelingen. In de ochtend werden ter ere van Zeus zo’n honderd ossen geslacht en symbolisch aan hem geofferd. Symbolisch omdat men slechts een kleine hoeveelheid van de slachting op het altaar verbrandde. Het overige vlees bewaarde men voor een grote openbare maaltijd die ’s avonds werd gehouden voor alle deelnemers, hoogwaardigheidsbekleders en toeschouwers.
In principe waren de hele Olympische Spelen, ook op sportgebied, een religieus gebeuren. Op de eerste dag van de Olympische Spelen was er een openingsceremonie, waarbij alle sporters in optocht naar het beeld van Zeus gingen in het raadhuis van Olympia. In aanwezigheid van de Hellanodikai, de scheidsrechters, zwoeren zij voor het beeld een eed waarbij zij beloofden zich aan de regels te zullen houden. Hieruit blijkt de relatie tussen sport en godsdienst.